- 5 -
Het Woord van God staat geen veranderingen toe
„En indien iemand hun schade wil
toebrengen, komt er vuur uit hun
mond en het verslindt hun vijanden; en indien iemand hun schade
wil toebrengen, moet hij zó de dood
vinden”
(Openbaring 11:5).
Men
kan het Woord van God niet ongestraft met voeten treden. De betekenis van deze vreselijke uitspraak
wordt gegeven in het laatste hoofdstuk van de Openbaring:
„Ik betuig
aan een ieder, die de woorden der
profetie van dit boek hoort: Indien
iemand hieraan
toevoegt, God zal
hem toevoegen de plagen, die in het
boek beschreven zijn; en indien iemand
afneemt van de woorden van
dit boek dezer profetie, God zal zijn
deel afnemen van het geboomte des
levens en van de heilige stad, welke
in dit boek beschreven zijn”
(Openbaring 22:18,19).
God heeft deze woorden uitgesproken om de mensen
te waarschuwen
dat zij niet de minste verandering
mogen aanbrengen in hetgeen God
geopenbaard of bevolen heeft.
Deze plechtige waarschuwingen
gelden voor allen die de mensen
door hun invloed ertoe aanzetten
Gods wet gering te schatten. Zij die
verklaren dat het niets uitmaakt of
wij Gods wet al dan niet gehoorzamen, zouden bij het horen van deze
woorden moeten vrezen en beven.
Iedereen die zijn eigen opvattingen
boven Gods openbaring stelt, iedereen die de duidelijke betekenis
van de Schrift verandert en aan zijn
eigen smaak aanpast of versoepelt
ten einde in harmonie te zijn met
de wereld, neemt een vreselijke
verantwoordelijkheid op zich.
Het
geschreven woord, de wet van God,
zal de maatstaf zijn voor het karakter van alle mensen en zal allen
veroordelen die bij deze onfeilbare
toets gewogen, maar te licht bevonden worden.