Want de grote dag van Zijn toorn
is gekomen, en wie kan
bestaan?
Om het antwoord te begrijpen
moeten wij de vraag duidelijk
formuleren en begrijpen. Vanaf vers 14 in hoofdstuk 6
worden de gebeurtenissen rond
de komst van Christus
beschreven:
En de hemel is weggeweken,
als een boek, dat toegerold
wordt, en alle bergen en eilanden
zijn bewogen uit hun plaatsen.
En de koningen der aarde, en de
groten, en de rijken, en de
oversten over duizend, en de
machtigen, en alle dienstknechten, en alle vrijen, verborgen zichzelf in de spelonken,
en in de steenrotsen der bergen.
En zij zeiden tot de bergen en tot
de steenrotsen: Valt op ons en
verbergt ons van het aangezicht
van Hem, die op de troon zit, en
van de toorn van het Lam, want
de grote dag van Zijn toorn is
gekomen, en wie kan bestaan?
Hij was mens onder de mensen. Hij
kende honger en dorst, was
vermoeid en deelde al onze
ervaringen, met uitzondering van de
zonde. Maar Zijn tweede komst
is anders. Dan komt Hij in Zijn
heerlijkheid.
Want de Zoon des
mensen zal komen in de
heerlijkheid Zijns Vaders, met zijn
engelen, en alsdan zal Hij ieder
vergelden naar zijn doen. Mat 16: 27
Elke keer wordt gezegd dat men
zal zien dat Hij komt met grote
macht en heerlijkheid. In Mat
25:31 wordt dan gezegd dat
deze heerlijkheid Zijn eigen
heerlijkheid is.
Uit de woorden
van de tekst blijkt dat deze
heerlijkheid alles in beweging
zet: De hemel wijkt terug als een
boekrol, alle bergen en eilanden
zijn in beweging. Zij vluchten weg
voor de heerlijkheid van God.
Maar als Jezus
komt om Zijn volk op te halen,
dan is alle bedekking weg. Dan
zal waar worden dat alle berg en
eiland op de vlucht slaat.
En ik
zag een grote witte troon, en
Hem, die daarop zat, van wiens
aangezicht de aarde en de hemel
wegvluchtten, en geen plaats is
voor die gevonden.
Openb 20:11
Het is het
aangezicht van God dat bij de
wederkomst alles in beweging
zet. Alle dingen raken van hun
plaats.
Maar de vijanden
van God vluchten weg en zeggen
tot de bergen die van hun plaats
komen, “valt op ons”, en
“verbergt ons” voor het
aangezicht van Hem Die op de
troon zit. Openb 6:14-17
De vijanden van God “worden te
niet gemaakt door Zijn
verschijning als Hij komt,” (2
Tes 2:8) in deze vloedgolf, die
voor Christus uit gaat. De bergen
en de eilanden worden als het
ware door “de wind” bewogen.
De heerlijkheid van Christus
heeft op “de dingen” in deze
wereld een uitwerking die
dezelfde is als de wind, zoals de
wind op zee alles voort waait, zo
ook hier.
En na dezen zag ik vier engelen
staan op de vier hoeken der
aarde, opdat geen wind zou
waaien op de aarde, noch op de
zee, noch tegen enige boom.
En
ik zag een andere engel
opkomen van de
opgang der zon,
hebbende het zegel
van de levende God,
en hij riep met grote
stem, tot de vier
engelen, aan wie
macht gegeven was de
aarde en de zee te
beschadigen, zeggende: beschadig de
aarde niet, noch de
zee, noch de bomen
totdat wij de dienstknechten van onze
God, zullen verzegeld
hebben aan hun voorhoofden.
De hemel zal niet
terugwijken als een boekrol en
de bergen en de eilanden zullen
niet van hun plaats gerukt
worden, tenzij...
Wat is dat 'tenzij'?
Dat tenzij is dat
de dienstknechten van God
verzegeld moeten zijn aan hun
voorhoofd.
De engelen hebben
dus als opdracht om Gods
dienstknechten te verzegelen
voor de wederkomst.
In de
Bijbel heeft de naam te maken
met karakter. Dat begint al in
Genesis 2:19, 20 waar Adam
aan alle dieren een naam geeft
die overeen kwam met het
karakter, het wezen van de
dieren.
En God zag hoe Adam
de dieren een naam gaf. Dat was
zijn eerste werk. God keek toe
op dezelfde manier waarop wij
de ontwikkeling zien van het
intellect in onze kinderen. Daar
word je enthousiast van. En zo
noemde Adam een paar uur later
zijn vrouw “Mannin”. Gen 2:23
Zo kreeg Kaïn zijn naam en
Jacob en Sara en Abraham. Al
deze namen beeldden een
karakter uit.
“genadig
en barmhartig, lankmoedig, groot
van goedertierenheid en trouw,
die goedertierenheid bestendigt
aan duizenden, die ongerechtigheid, overtreding en
zonde vergeeft, maar de
schuldige houdt Hij zeker niet
onschuldig”, (Exo 34:6, 7)
De eerste eigenschap
“niet met vrouwen
bevlekt” komt uit de
boodschap van de
tweede engel. Deze verzegelde mensen komen
UIT het Babylon dat
gevallen is. Zie vers 8
De tweede eigenschap
“zij volgen het Lam waar
het ook heengaat”, komt
uit de eerste boodschap(Openb 14:6-7)
waar zij het Lam volgen
TOT IN HET OORDEEL.
Voor dat 'oordeel' moeten we weer kijken naar de diensten in de tabernakel (ook wel heiligdom of tempel genoemd). Lees voor meer informatie ook artikel 17!
Bij de Joden
was de grote verzoendag
een oordeelsdag en een
verzegelingsdag. M.a.w.
deze mensen [die verzegeld worden] zijn het
resultaat van de echte
Grote Verzoendag.
Vergelijk Leviticus 16:30
en Hebreeën 10:1-4. Zij, [de verzegelde mensen]
zijn volkomen gereinigd
door het bloed van het
ware Lam Gods, klaar
voor Zijn komst.
De derde eigenschap is: “zij
zijn eerstelingen voor
God en het Lam”. De verzegelde mensen hebben ook de boodschap van de 3e engel aangenomen.
(Openb 14:9-12)
Uitleg
De eerstelingen van de nieuwe
oogst werden door
middel van 'een garve'*
door de priester aan God
voorgesteld en dan
hoorde men als het ware
een stem vanuit de
tempel: “de oogst is
geheel rijp geworden”.
In Leviticus 23 worden 7 feesten genoemd, waaronder het 3e feest, 'Eerstelingen'. Bij dit feest werd het eerste en het beste van de oogst bewogen voor de Here in de tabernakel (ook wel heiligdom of tempel genoemd). Hierna mocht de tarweoogst binnengehaald worden. De oogst was rijp.
Voor
de eerste keer, als het
resultaat van goddelijke
genade, is er een hele groep,
de 144.000, die de
geboden bewaren en het
geloof van Jezus bezitten.
Rijp. De oogst kan
beginnen en vanuit het
heiligdom wordt de Zoon
des mensen toegeroepen: “Zend Uw
sikkel uit en maai, want
de oogst is rijp. De
eerstelingen zijn gezien.
De oogst begint en de
Heiland verschijnt, en zij
leven”.
Want niet hij is een Jood,
die het uiterlijk is, en niet
dát is besnijdenis, wat
uiterlijk, aan het vlees,
geschiedt, maar hij is een
Jood, die het in het ver
borgen is, en de (ware)
besnijdenis is die van het
hart, naar de Geest, niet
naar de letter. Rom 2:28, 29
Maar het is niet mogelijk,
dat het woord Gods zou
vervallen zijn. Want niet
allen, die van Israël
afstammen, zijn Israël, en
zij zijn ook niet allen
kinderen, omdat zij
nageslacht van Abraham
zijn, maar: Door Isaak zal
men van nageslacht van
u spreken. Dat wil
zeggen: niet de kinderen
van het vlees zijn
kinderen Gods, maar de
kinderen der belofte
gelden voor nageslacht.
Rom 9:6-8
Want besneden zijn
betekent niets, en
onbesneden zijn betekent niets, maar wel het
houden van Gods
geboden. 1 Kor 7:19
Klik om te openen!
Joden zijn dus mensen die een
besneden hart hebben of
'wedergeboren' zijn.
Mensen die
de wet houden en die
voortkomen uit Gods belofte,
net zoals gebeurde met Isaak.
De verzegeling vindt plaats in de generatie voorafgaande aan de wederkomst.
Het zegel bereidt hen voor op de wederkomst.
De verzegelden zijn de vrucht van de drievoudige engelenboodschap.
Dit alles werd uitgebeeld in de jaarlijkse heiligdomsdienst op de grote
verzoendag. Volgens de
Joden was de grote
verzoendag een oordeelsdag en een dag van
verzegeling. (Leo Hirsch,
“De wereld van het
Joodse geloof”. 125-128)
Hem nu, die u voor struikelen
kan behoeden en onberispelijk
doet staan voor zijn heerlijkheid
in grote vreugde. Judas 24
Er is een volk dat “staan” zal als
alles wegvlucht voor de
heerlijkheid van Christus. De
laatste generatie van Christenen
zal klaargemaakt worden voor
Zijn komst. Zij zullen onberispelijk zijn voor Zijn heerlijkheid.
Dat is wat Judas en Openbaring
7 en 14 ons vertellen.